De beurs

De aandelen van de grote maatschappijen worden genoteerd op een beurs. Alle rijke landen beschikken over een of meer effectenbeurzen. In België zijn er in theorie vier effectenbeurzen, nl. in Brussel, Antwerpen, Gent en Luik. De Brusselse beurs is veruit de grootste, terwijl die van Gent en Luik in de praktijk van generlei betekenis zijn.

Op de Brusselse aandelenbeurs worden zowel aandelen van Belgische bedrijven als aandelen van buitenlandse bedrijven genoteerd. Je kan er aandelen van het Belgische Petrofina, het Nederlandse Philips, het Duitse Bayer, het Amerikaanse Boeing, en uiteraard nog van heel wat andere binnen- en buitenlandse bedrijven kopen.

In een aantal gevallen gaat het daarbij wel niet om de originele aandelen maar om certificaten van aandelen. In heel wat landen bestaan immers enkel aandelen op naam. Vermits de verhandeling van dergelijke aandelen nogal wat administratieve problemen schept en Belgische beleggers o.m. om fiscale redenen niet graag aandelen op hun naam laten registreren, worden door een aantal gespecialiseerde maatschappijen toondercertificaten uitgegeven die originele aandelen vertegenwoordigen.

Wanneer je dus b.v. Boeing koopt op de Brusselse beurs, dan ontvang je geen originele aandelen van Boeing (want die bestaan enkel op naam) maar wel toondercertificaten die Boeing-aandelen vertegenwoordigen en enkel op de beurs van Brussel verhandeld kunnen worden.

De verschillende markten op de Belgische aandelenbeurs

De Belgische aandelenbeurs kende tot voor kort twee grote deelmarkten : de contantmarkt en de termijnmarkt. Teneinde de werking van de beurs van Brussel te moderniseren, werd bij Koninklijk Besluit van 23 december 1988 een nieuwe deelmarkt ingevoerd, te weten de continumarkt. Op deze markt worden de beursorders ingevoerd en ook uitgevoerd door middel van een elektronisch systeem (het 'CATS-systeem'). Geleidelijk aan worden meer en meer effecten overgebracht van de termijnmarkt naar de continumarkt. Alle aandelen die op de termijnmarkt of op de continumarkt verhandeld worden, worden ook op de contantmarkt genoteerd. Het omgekeerde is echter niet waar.

De belangrijkste verschillen tussen de twee markten zijn de volgende:

- op de contantmarkt worden de aandelen (normaal) per stuk verhandeld, op de termijnmarkt en de continumarkt in bepaalde standaardpakketten. Op de contantmarkt kan je dus één aandeel Petrofina kopen, op de continumarkt moet je minstens een pakket van twintig Petronfina's kopen;

- de verrichtingen worden op de contantmarkt onmiddellijk, en op de termijn- en continumarkt per 'quinzaine' geregeld. Op de contantmarkt moet de koper dus onmiddellijk de prijs betalen en moet de verkoper onmiddellijk de stukken leveren. Op de termijnmarkt en op de continumarkt daarentegen gebeuren betaling van de prijs en levering van de stukken op vooraf bepaalde veertiendaagse vervaldagen;

- de kosten liggen lager op de termijn- en continumarkt dan op de contantmarkt.

De contantmarkt zelf is in feite nog eens gesplist in twee deelmarkten, de parketmarkt en de corbeillemarkt. Het belangrijkste onderscheid tussen deze twee markten is dat op de parketmarkt per beurszitting slechts één koers tot stand komt, terwijl er op de corbeillemarkt per zitting in principe meerdere koersen tot stand kunnen komen.

Naast termijn-, continu- en contantmarkt bestaat er ook nog een zgn. tweede markt die bestemd is voor jonge en kleinere bedrijven en bedoeld is als een soort wachtkamer voor de 'grote beurs'. In tegenstelling tot wat in sommige andere landen gebeurde, is deze markt in België nog niet echt van de grond gekomen.