Enkele speciale soorten obligaties zijn :
- de nulcoupon-obligaties, waarop geen jaarlijkse coupon uitbetaald wordt, maar waarvan de terugbetalingsprijs sterk boven de uitgifteprijs ligt. B.v. een lening uitgegeven tegen 33 % van haar nominale waarde en over tien jaar terugbetaalbaar tegen 100 % van haar nominale waarde. In feite wordt de rente hier dus in één keer, nl. op de eindvervaldag, uitgekeerd.
- de obligatie met variabele rentevoet, waarvan de rentevoet periodiek volgens een vooraf vastgelegd mechanisme bepaald wordt in functie van de marktrente en waarbij de belegger dus een steeds wisselende renteopbrengst zal krijgen.
De koersen van een nulcoupon-obligatie zullen, onder invloed van de variatie in de marktrente, heviger schommelen dan die van een obligatie die een zelfde looptijd heeft en wel jaarlijks een coupon uitkeert. Dit ligt volledig in de lijn van de vierde vuistregel (de schommelingen nemen toe naarmate de nominale coupon lager is) die we hierboven aanhaalden. Als we hieraan ook nog onze derde vuistregel (de schommelingen nemen toe naarmate de restlooptijd langer is) koppelen, dan is het duidelijk dat langlopende nulcoupons de actieve belegger de mogelijkheid bieden om, door op het juiste moment in de markt te stappen (d.w.z. net voor de marktrente gaat dalen), forse koerswinsten te realiseren. De keerzijde van de medaille is echter dat, wanneer de rente-evolutie verkeerd werd ingeschat (en de rente dus gaat stijgen in plaats van te dalen) nulcoupon-obligaties ook tot scherpe koersverliezen kunnen leiden. De koersen van obligaties met variabele rentevoet daarentegen zullen maar heel weinig schommelen, daar de rente die zij opleveren telkens weer zeer nauw bij de marktrente aansluit.
Het gaat hier om een obligatie waaraan bij de uitgifte een bijkomend recht verbonden wordt om gedurende een bepaalde periode een bepaalde zaak tegen bepaalde voorwaarden te kopen. Dit recht wordt vertegenwoordigd door een 'warrant' (en zal ingeval van toonderobligaties ook materieel uit een aparte 'coupon' bestaan). In feite bestaat een obligatie met warrant dus doodeenvoudig uit de combinatie van twee verschillende financiële instrumenten. In de meeste gevallen zullen deze twee instrumenten vrij snel na de uitgifte van elkaar gescheiden en apart verhandeld worden.
Zolang de obligatie en de warrant samen verhandeld worden zal de koers van de obligatie 'cum warrant' genoteerd worden. Zodra ze van elkaar gescheiden zijn, spreekt men van een noterig 'ex warrant' voor de obligatie. De warrant zelf wordt op dat ogenblik apart genoteerd.
Laten we even die 'warrant' van naderbij bekijken.
De warrant is, zoals gezegd, een recht om een bepaalde zaak tegen bepaalde voorwaarden te kopen. Die 'bepaalde zaak' zal meestal een bepaalde hoeveelheid aandelen zijn van de vennootschap die de obligatie met warrant uitgeeft. Maar het kan ook gaan om aandelen van een andere vennootschap, een nieuwe obligatielening, deviezen, grondstoffen enz.
De waarde van de obligatie en de waarde van de warrant
Het zal duidelijk zijn dat de rente die geboden wordt op een obligatie met warrant lager zal liggen dan de rente die dezelfde debiteur op hetzelfde ogenblik zou betalen mocht hij een gewone lening zonder warrants uitgeven. De belegger zal immers met een lagere rente genoegen nemen daar hij hoopt om via de warrant een extra-opbrengst te realiseren.
Dat obligatie en warrant afzonderlijk verhandeld kunnen worden impliceert natuurlijk ook dat voor elk apart een waarde kan worden bepaald.
Wat de obligatie ex warrant betreft, liggen de zaken eenvoudig : het gaat om een doodgewone, klassieke obligatie met een bepaalde looptijd en een bepaalde rentevoet. De waardebepaling (of rn.a.w. de koersvorming) ervan zal dan ook niet verschillen van die van om het even welke andere obligatie, en gebaseerd zijn op de nominale rentevoet, de looptijd en de marktrente.
De koersvorming van de warant zelf zal heel wat complexer zijn en voor een flink stuk afhangen van de juiste aard van het recht dat hij vertegenwoordigt. Gewoon omdat de beleggers er een subjectieve waarde aan toekennen : de kans bestaat immers dat de koers van het aandeel gaat stijgen en de warrant dan toch een intrinsieke waarde krijgt. Naarmate het einde van de 'uitoefenperiode' (d.w.z. de periode dat het recht kan uitgeoefend worden) nadert, zal deze subjectieve waarde dalen. Naarmate de tijd verstrijkt, wordt de kans immers kleiner dat het aandeel alsnog zal stijgen. Deze subjectieve waarde is dus in functie van de tijd en wordt daarom ook aangeduid met de term 'tijdswaarde'.
Beleggen in warrantobligaties
Wanneer je intekent op obligaties met warrant of op de secundaire markt obligaties cum warrant koopt, verwerf je, zoals gezegd, twee totaal verschillende financiële instrumenten. De rentevoet van de obligaties zal in de meeste gevallen duidelijk lager liggen dan de marktrente en je zal derhalve moeten uitmaken of de lagere rente die je op die obligatie krijgt voldoende gecompenseerd wordt door de kans dat je winst zal realiseren via de warrant.
Wanneer je op de secundaire markt obligaties ex-warrant koopt, koop je gewone obligaties. Toch is daarbij volgend aspect wellicht interessant. Een obligatie met warrant wordt veelal toch tegen of rond pari uitgegeven hoewel de coupon een stuk lager ligt dan de marktrente. Dat is normaal omdat de warrant geacht wordt de lagere rente te compenseren.
Zodra obligatie en warrant gescheiden worden, ontstaat echter een gewone obligatie. Maar dan wel een obligatie met een lage nominale coupon en een koers die normaal een flink stuk onder pari zal liggen. Dat kan interessant zijn vanuit fiscaal standpunt. Je krijgt hetzelfde rendement als bij een 'normale' obligatie, maar dat rendement wordt maar voor een klein stukje via belastbaar roerend inkomen (gezien de lage coupon) en voor een groot stuk via een niet belastbare meerwaarde (het verschil tussen de terugbetaling tegen pari en de aankoop beneden pari) gerealiseerd.
Hierbij mogen actieve beleggers evenmin vergeten dat dergelijke obligaties, net zoals alle andere obligaties met een lage nominale coupon, veel rentegevoeliger zullen zijn dan gewone obligaties.
Eens obligaties en warrant van elkaar gescheiden zijn, kan je dus ook uitsluitend in de warrant beleggen. De twee belangrijkste kenmerken van een dergelijke belegging zijn het eerder speculatieve en het zeer 'vluchtige' karakter ervan.
De warrant vertegenwoordigt een recht om iets te kopen gedurende een hoe dan ook beperkte periode. Zo'n recht is iets immaterieels. Het kan, objectief bekeken, op bepaalde ogenblikken wel iets, en op andere ogenblikken helemaal niets waard zijn. De koers van obligaties en aandelen kan stijgen en kan dalen, je kan er geld mee winnen of verliezen, maar behoudens in geval van een catastrofe (zoals een faillissement) zal je nooit je volledige inzet verliezen. Bij een belegging in warranten is er helemaal geen catastrofe nodig opdat de inzet volledig verloren zou gaan. Een tegenvallende evolutie van de 'onderliggende waarde' (d.w.z. de zaak die met de warrant gekocht kan worden) maakt de warrant waardeloos. Vandaar het eerder speculatieve karakter.
Een warrant die recht geeft op de intekening op een aandeel van een vennootschap tegen 4.000 F zal weinig waarde hebben wanneer het aandeel b.v. maar 500 F meer noteert. En in elk geval is de warrant van nul en generlei waarde als de periode tijdens dewelke hij kan worden uitgeoefend verstreken is. De eigenaar van een warrant zal die warrant dus tijdig moeten uitoefenen of verkopen, althans zolang die nog een waarde heeft.
Dit is een obligatie die aan de houder ervan de mogelijkheid biedt om de obligatie gedurende een bepaalde periode en tegen bepaalde voorwaarden om te zetten in een ander financieel instrument. Dat 'ander financieel instrument' zal in de meeste gevallen een aandeel zijn, maar het kan ook om b.v. een nieuwe obligatie gaan.
De converteerbare obligatie is op het eerste gezicht een instrument dat analoog is aan de obligatie met warrant. Toch is er dit belangrijke verschil: het recht dat aan de warrantobligatie verbonden is, kan van de obligatie gescheiden en apart verhandeld worden. Bij de converteerbare obligatie daarentegen kan het recht niet losgemaakt worden van de obligatie.
Wij proberen het principe van de converteerbare vorm duidelijk te maken met volgend (fictief) voorbeeld. De koers van het aandeel van vennootschap X bedraagt 40 euro. Vennootschap X geeft nu een obligatielening uit met een rentevoet van 6 %. Per coupure van 100 euro heeft de houder van de obligatie het recht om ze om te wisselen tegen twee aandelen van vennootschap X. Wanneer je op deze obligatie intekent, heb je natuurlijk niet meteen voordeel bij deze conversiemogelijkheid. Zou je onmiddellijk de omzetting van je obligatie in twee aandelen X vragen, dan zou je iets dat 100 euro waard is, uit handen geven om er iets mee te verwerven dat 80 euro (nl. twee aandelen X van elk 40 euro) waard is. Wanneer de koers van aandeel X echter naderhand gaat stijgen, kan het wel interessant worden om de obligatie om te wisselen. Als aandeel X op een gegeven ogenblik bv.. 60 euro noteert, levert de conversie je een winst van 20 euro op, zijnde het verschil tussen de waarde van twee aandelen X en de aankoopprijs van de obligatie van 100 euro.
Hieruit kan je ook meteen afleiden hoe de koers van een dergelijke obligatie zal evolueren. Zolang de conversie niet interessant is, gedraagt de converteerbare obligatie zich nagenoeg als een gewone obligatie of m.a.w. de koers ervan zal grotendeels bepaald worden in functie van de marktrente. Naarmate de conversie wel interessant wordt, zal de converteerbare obligatie zich echter meer en meer als de onderliggende waarde, in ons voorbeeld als een aandeel, gaan gedragen.
Converteerbare obligaties zijn interessante beleggingsinstrumenten, want ze laten toe zonder veel risico (ze worden normalerwijze terugbetaald tegen pari) toch te profiteren van de eventuele stijging van een aandeel. Je moet echter op de volgende punten letten :
- dergelijke obligaties zullen normaal een lagere rente geven dan de rente die geboden wordt door gewone obligaties die op hetzelfde ogenblik uitgegeven worden;
- dit verschil in rente moet gecompenseerd worden door de kans dat via de conversie een additionele opbrengst zal worden gehaald;
- zo'n converteerbare obligatie is dus vooral interessant wanneer de rente die ze meekrijgt niet al te sterk beneden de marktrente ligt en wanneer de huidige koers van de onderliggende waarde niet al te sterk beneden de con-versieprijs (d.w.z. de prijs waartegen van de obligatie naar de onderliggende waarde kan worden overgestapt) ligt.
Bij een normale converteerbare lening heb je wel het recht, maar niet de plicht om je obligatie te converteren. Er bestaan echter ook verplicht te converteren obligatieleningen waarbij je dus niet over de keuze tussen al dan niet converteren, maar enkel over de keuze van het ogenblik waarop de conversie plaats zal vinden, beschikt.