Een obligatie is eigenlijk 'een schuldbekentenis die het bewijsstuk van deelneming in een gefractioneerde lening vormt'. Laten we deze droge definitie voor wat ze is en bekijken we even in concreto hoe een obligatie eigenlijk in elkaar steekt.
'Iemand' (de staat, een bedrijf enz.) wenst ter financiering van bepaalde activiteiten een zekere som ontlenen. Gezien de grootte van het te ontlenen bedrag wordt beslist een beroep te doen op de 'kapitaalmarkt' of m.a.w. op het publiek dat een belegging op langere termijn voor zijn spaargeld zoekt. Het te ontlenen bedrag wordt onderverdeeld in kleine stukjes en de beleggers kunnen intekenen op het gewenste aantal stukjes. Nemen we even een voorbeeld. Een bedrijf wenst 5 miljard te ontlenen en geeft voor dat bedrag een obligatielening uit: de 5 miljoen euro wordt onderverdeeld in 500.000 stukjes van 1000 euro elk. De belegger die 50000 euro te beleggen heeft, kan dan b.v. intekenen op vijftig van die stukjes.
Ter vertegenwoordiging van de stukjes waarop hij ingetekend heeft, krijgt de belegger een obligatie die bestaat uit een mantel en een couponblad.
Op de mantel worden de naam van het ontlenende organisme, de voorwaarden van de lening en het nominaal bedrag van de obligatie vermeld. Tegen afgifte van deze mantel zal de debiteur vanaf 8 januari 1996 het ontleende bedrag, in dit geval 100.000 F terugbetalen.
Het couponblad bevat een reeks coupons. Elk jaar kan de obligatiehouder één van die coupons afknippen en 'verzilveren'. D.w.z. dat hij in ruil voor die coupon het rentebedrag ontvangt dat de debiteur hem verschuldigd is.
De uitgifte en de terugbetaling van de obligaties en de jaarlijkse rentebetalingen gebeuren meestal via de loketten van een of meer financiële instellingen.
In de meeste gevallen worden er van dezelfde obligatielening verschillende 'coupures', d.w.z. obligaties met een verschillend nominaal bedrag, uitgegeven. De kleinste coupure die uitgegeven wordt is voor de geïnteresseerde belegger natuurlijk een belangrijk gegeven. Leningen waarvan de minimumcoupure b.v. 100.00 euro bedraagt, zijn natuurlijk geen spek voor de bek van de 'kleine' belegger.
Bij dit alles dient nog aangestipt dat het afleveren van een mantel en een couponblad aan de obligatiehouder weinig gebruikelijk is in ons land, maar dat in heel wat andere landen geen 'obligaties aan toonder' bestaan. Daar ontvangt de 'obligatiehouder' dus geen mantel en geen couponblad; zijn naam wordt bijgehouden in een register en de rente zal hem b.v. door het jaarlijks toesturen van een cheque uitgekeerd worden.
In de meeste gevallen zal op een obligatie ingetekend worden tegen 100% van haar nominale waarde, of m.a.w, 'tegen pari'. Voor een obligatie met een nominale waarde van bv.. 2000 euro zal je dan ook effectief 2000 euro betalen.
Soms worden obligaties beneden pari (b.v. tegen 99,5 % van hun nominale waarde) of boven pari (bv. tegen 100,5 % van hun nominale waarde) uitgegeven. Dan moet voor een nominale waarde van 2000 euro respectievelijk 1990 euro en 2010 euro worden betaald.
Ook de terugbetaling op eindvervaldag zal in de meeste gevallen tegen pari gebeuren, maar terugbetaling beneden pari of boven pari komt ook voor (uiteraard is het wel zo dat de juiste terugbetalingsmodaliteiten bepaald worden op het ogenblik dat de lening uitgegeven wordt).
Dergelijke uitgifte- of terugbetalingspremies beïnvloeden natuurlijk het rendement van zo'n obligatielening. Het zal voor iedereen duidelijk zijn dat een obligatie die wordt uitgegeven tegen 99,5 % van haar nominale waarde en terugbetaald wordt tegen pari interessanter is (op voorwaarde dat factoren zoals nominale rente, debiteur, looptijd e.d. dezelfde blijven) dan een obligatie die uitgegeven wordt tegen 100,5 % van haar nominale waarde en ook tegen pari terugbetaald wordt.
Normaal wordt een obligatielening op haar vervaldag integraal aan de verschillende obligatiehouders terugbetaald. Hierop bestaan evenwel uitzonderingen :
- Via een stelsel van uitlotingen kan de ene obligatiehouder vroeger terugbetaald worden dan de andere. De voorwaarden van een lening met een looptijd van tien jaar, zouden bv. kunnen voorzien dat één vijfde van de in omloop gebrachte obligaties zal terugbetaald worden. Deze uitlotingen zullen bv. gebeuren op basis van het nummer dat op de obligatie aangebracht is.
- De debiteur kan zich het recht voorbehouden om, zo hij dit interessant vindt, de lening op een voorafbepaald tijdstip en tegen voorafbepaalde voorwaarden terug te betalen.
- Soms heeft de obligatiehouder het recht om vervroegde terugbetaling van zijn obligatie te vragen op een voorafbepaald tijdstip en tegen voorafbepaalde voorwaarden.
De obligatiehouder moet nauwgezet met al deze modaliteiten rekening houden. Een obligatie die uitgeloot of vervroegd terugbetaalbaar gesteld is, brengt immers geen rente meer op vanaf de datum van uitloting of vervroegde terugbetaling.
Indien dit voorzien is in de voorwaarden van de lening zal de debiteur van de lening graag van de mogelijkheid tot vervroegd terugbetalen gebruik maken indien de rente op de obligatiemarkt aan het dalen is gegaan. Hij kan dan immers de in omloop zijnde obligaties waarop hij een hoge rente moet betalen, vervroegd binnenroepen en zich financieren door een nieuwe lening met lagere rentevoet uit te geven. Omgekeerd zal de obligatiehouder die over een obligatie beschikt waarvoor hij zelf de vervroegde terugbetaling kan vragen, er voordeel bij hebben om dat te doen wanneer de rente op de obligatiemarkt ondertussen gestegen is. Hij levert dan immers zijn laagrentende obligatie in, krijgt zijn kapitaal terug en kan dit dan beleggen in een nieuwe obligatie met een hogere rentevoet.
Je kan op obligaties intekenen op het ogenblik dat ze uitgegeven worden, en je kan ze bijhouden tot op hun eindvervaldag. Maar niemand moet zijn obligaties tot op hun eindvervaldag houden. Je kan ze steeds verkopen, hetzij via een effectenbeurs, hetzij via een andere georganiseerde markt. En dat betekent ook dat wie in obligaties wil beleggen niet noodzakelijk moet intekenen op nieuwe obligaties, maar ook eerder uitgegeven obligaties kan kopen op wat beroepslui de 'secundaire markt' noemen (in tegenstelling tot de 'primaire markt', de markt van de intekeningen).
De koers waartegen obligaties verhandeld worden op die secundaire markt zal voortdurend schommelen in functie van de rentevoeten waartegen nieuwe obligaties worden uitgegeven (of, wanneer de resterende looptijd van de obligatie nog maar heel kort is, in functie van de rentevoet op beleggingen met een gelijkaardige looptijd).
Dat dat zo is, valt gemakkelijk te begrijpen. Wie een obligatie te verkopen heeft, moet een tegenpartij zoeken op de markt. Die tegenpartij heeft evenwel altijd de keuze tussen het kopen van die oude obligatie, of het intekenen op een nieuwe obligatie. Niemand zal dus zo gek zijn om die oude obligaties te kopen… tenzij hij dat verschil in opbrengst kan recupereren.
Dat kan wanneer de verkoper van de obligatie bereid is ze te verkopen tegen 90% van haar nominale waarde. Voor elke 100 euro nominaal betaalt de koper dan maar 90 euro. Op eindvervaldag krijgt hij evenwel de volle 100 euro terugbetaald en dat compenseert het verschil in opbrengst tussen de oude en de nieuwe obligaties. De koers van de obligatie zal dus, ingevolge de stijging van de marktrente, gedaald zijn tot 90 % van haar nominale waarde.
Graag vermelden we hier duidelijk bij dat het zojuist beschreven mechanisme dat de ontwikkeling van de koersen bepaalt, in de realiteit wel iets ingewikkelder is. O.a. vanwege het feit dat men niet met enkelvoudige maar met samengestelde intrest moet rekenen.
De belangrijkste vuistregels die de koersschommelingen van obligaties bepalen zijn de volgende:
- wanneer de marktrente stijgt, dan dalen de koersen van de bestaande obligaties;
- wanneer de marktrente daalt, dan stijgen de koersen van de bestaande obligaties;
- naarmate de restlooptijd, d.w.z. de duur die nog moet verstrijken voor de obligatie op vervaldag komt, langer is, zullen de koersen heviger schommelen (zowel naar boven als naar beneden) bij een wijziging in de marktrente;
- naarmate de nominale rentevoet van de obligatie lager is, zullen de koersen van de obligatie heviger schommelen bij een wijziging in de marktrente.
Bij het selecteren van obligaties moet je o.a. met volgende criteria rekening houden:
- Wie is de debiteur ? Wie geeft die lening uit ? Zal die debiteur in staat zijn om zijn verplichtingen, nl. het betalen van de rente en de terugbetaling van het kapitaal, na te komen ? Een lening van een stevige emittent zal over het algemeen een iets lagere rentevoet bieden dan een vergelijkbare lening van een minder sterke debiteur.
- Wat zijn de eventuele waarborgen ? In sommige gevallen wordt de lening van een minder sterke debiteur gewaarborgd door de overheid of door een overheidsinstelling.
- In welke munt is de obligatie uitgedrukt ? Je mag je natuurlijk nooit laten misleiden door de nominale rentevoet. Obligaties in sterke munten dragen normaal een lage rentevoet, maar je kan meestal rekenen op wisselkoerswinst op de rente en op het kapitaal, of je mag althans verwachten dat die munt niet zal devalueren of depreciëren. Zwakke munten geven daarentegen meestal een hoge rente, maar je dient ernstig met wisselkoersverlies rekening te houden.
- Welke zijn de precieze voorwaarden ? Zijn er uitlotingen mogelijk ? Kan de debiteur deze obligatie vervroegd terugbetalen ? Kan je zelf eventueel de vervroegde terugbetaling vragen ?
Het rendement van obligaties
Obligaties worden meestal met elkaar vergeleken op basis van hun rendement. 'Rendement' is echter een vlag die vele ladingen dekt.
De beste vergelijkingsbasis wordt geboden door het 'actuarieel rendement'. Dit actuarieel rendement is gelijk aan de rentevoet waartegen je de rentebetalingen en de terugbetaling van het kapitaal moet verdisconteren om tot de huidige koers te komen. Om het actuarieel rendement op een vlotte manier te kunnen berekenen moet je beschikken over een speciaal daartoe voorgeprogrammeerde rekenmachine of over een computer met bijhorend programma. Maar een niet professionele belegger kan zich al flink behelpen met het 'effectief rendement' dat via volgende formule kan berekend worden :
effectief rendement =(nominale rentevoet/koers) +(terubetalingsprijs – koers)/(rest)looptijd
Om de formule even in woorden uit te drukken : je berekent het 'couponrendement' van de lening door de nominale rentevoet van de lening te delen door de koers van de obligatie en voegt daaraan het verschil toe tussen de terugbetalingsprijs en de huidige koers, gespreid over het aantal jaren dat de lening nog loopt.